
Als je er negen maanden over doet om te verschijnen moet je er ook negen maanden over mogen doen om te kunnen verdwijnen is mijn gedachte. Langzaam wil ik een worden met de aarde. Geen lucifer moet het versnellen, een verpakking hoeft niet, herdenken is onnodig. Onder de groene zoden is mooi, ergens, een plek die niemand terug kan vinden, die zich ook niet verraad op een luchtfoto. Maar dat is iets voor later, nu moet ik sterven om weer op te staan.
Daar denk ik aan in de gondel naar boven. Er moet iets gebeuren, mijn dagen zijn in de war. Ik kijk naar mezelf in de meekruipende schaduw op de bergwand, knipper met mijn ogen en kies de gondeldood. Ik koppel de cabine los en val. Mendelssohn klinkt, het landschap trekt verticaal aan me voorbij, blauw, grijs, groen, en kom ik los van de bodem tot aan de inslag.
Als ik ontwaak zijn de cabine en het Venetiaans Gondellied verdwenen en lig ik verspreid over een plattegrond van iets wat ik zijdelings herken.
Eerst moet ik mezelf fiksen. Gelukkig is er een arm aan mijn lijf blijven zitten, daarmee plaats ik mijn hoofd, mijn andere arm en mijn benen weer daar waar ze voorheen zaten. Waar sta ik nu op? Ineens zie ik het, Proun P23 van El Lissitzky. Er zijn geen verdwijnpunten, het is oneindig, het is passie, het blies me bij de eerste aanschouwing totaal omver. De isometrische weergave die me daarvoor star overkwam toonde de schoonheid van een mij onbekende ruimtelijkheid. De curves volgend bezie ik de rode vlakken aandachtig.
Ik stap van het kunstwerk, raap het op en met de raadselachtige tweede dimensie in mijn hand verlaat ik het dal.
De Proun heeft me gered. Mijn dagen zijn weer als vanouds maar met een fraaier randje en af en toe klinkt het Gondellied in de schoonheid van de val.
© Karin van Pinxteren, 20 juli 2013
link naar El Lissitzky Proun P23 1919
link naar het Venetiaans Gondellied van Felix Mendelssohn 1842