Vogelspiegel

Van achter het keukenraam wordt me niet duidelijk wat er aan de hand is. Met zijn geel gerande ogen kijkt de merel me strak aan. Hij draait zich om, hopt naar de bak en meteen zie ik het, de vogelspiegel staat te laag. Natuurlijk, met dit weer verdampt het waterniveau snel. Ik weet mijn taak en vul het bij. Later zie ik hem spetteren om zich vervolgens te drogen in de zon.

De vogelspiegel is een oude rechthoekige cementkuip die al jaren op dezelfde plek staat en gevuld is met gevallen bladeren. Zo heeft er zich een bodem gevormd waarop een laag regenwater is blijven staan. Precies goed voor vogels die vanaf de rand drinken of zich al staande op de modderlaag verfrissen. Bij een te lage waterstand gaat dat niet en word ik erbij geroepen, zoals vandaag. Omdat de vogels, vooral merels, voordat ze drinken lang in het wateroppervlak kijken heb ik het vogelspiegel genoemd en verbeeld ik me dat ze zich eerst met enige ijdelheid bezien. Mussen, vinken, mezen, merels, putters, het winterkoninkje en verschillende soorten duiven aanschouwen zichzelf in de abstracte sloot. Wie wil er nu geen spiegel? Zelfs de vogels.

Het is een sociaal gebeuren. Vanuit bomen en struiken wachten ze op hun beurt, nooit is er onenigheid. Zo is de merel een ochtendvogel die zich uitvoerig wast, tegen de middag hupt het koninkje voor het drinkt over de rand rond het water en de onderling zeer ongeduldige koolmezen zijn middaggasten. Van de duiven leerde ik dat ze kunnen drinken zonder hun kop achterover te gooien omdat een tortel lang met zijn snavel in het water bleef hangen, niet één keer maakte hij een lepeltje van zijn bek. Dat zocht ik op en las dat duiven, als een van de weinige vogelsoorten, het water kunnen opzuigen. Lucky pigeons, dat is toch een stuk handiger.

Door Japie, een sportduif die hier eens ziek landde, ontdekte ik dat het van groot belang is dat de veren op de juiste plek zitten en dat de veren per stuk in goede vorm zijn. Ik verzorgde hem zodat hij kon aansterken en achterhaalde de eigenaar via het ringetje aan zijn poot. De duivenmelker wilde hem beslist niet terug. Gevoelloos, dat vermoeden had ik al, een duif die niet naar huis is gekomen is een afgeschreven duif, vliegend afval. Intussen knapte Japie prachtig op en na drie weken was hij klaar voor vertrek. Ik opende het verblijf en verwachtte zijn onmiddellijke vlucht maar met een sierlijke boog vloog hij opwaarts naar een tak van de notenboom en begon veertje voor veertje te poetsen en te fatsoeneren. Met een snelle beweging nam hij er steeds een in zijn snavel om de veer daarna langzaam door zijn bek te trekken en goed terug te leggen, een indrukwekkend zorgvuldig gebeuren. Na een half uur vol snelle en langzame bewegingen was hij gereed en van het ene op andere moment vertrok hij als een afgeschoten pijl in een rechte lijn naar het zuiden. Na 30 seconden was het stipje verdwenen, dat was een snelheid van twee kilometer per minuut! Hij was in topvorm, wist hoe hij zijn veren moest poetsen, hij was beslist geen kneusje.

Ik was trots op Japie maar was ook meteen bezorgd, zijn verzorger woonde in het zuiden, hij vloog regelrecht naar huis. Van duivenmelkers heb ik geen hoge pet op, ik kende er een paar, het gaat ze alleen om geld, bij thuiskomst zou Japie terstond de nek worden omgedraaid. Zo houd ik me voor dat hij ergens is blijven hangen en rondvliegt in een mooie stad. Hij had gewoon een beetje pech. Zoals een wielrenner een band lek kan rijden had Japie een zure tor gegeten of van troebel water gedronken, dat kan de beste overkomen.

Na Japie kwam Stompie, een kleine manke houtduif met een poot en een stompje die enkele jaren rondom het huis is blijven hangen. Hij had iets meer rand nodig om te kunnen drinken. Voor hem had ik een plankje schuin op de vogelspiegel gelegd, het werkte perfect. Je moet ze gewoon helpen, dan is er niets aan de hand. Na drie jaar werd Stompie verjaagd door zijn eigen zoon die ook mank liep – zo wist ik van de familieband – daar kon ik helaas niets aan doen, het gebeurde voordat ik het in de gaten had. Ik heb hem lang gemist, werd er steeds aan herinnerd door Stompie jr. waar ik dan weer niets mee had. Ik dacht er zelfs aan het plankje weg te halen zodat hij niet kon drinken maar vond het te flauw van mezelf. Het was de natuur, jr. was gewoon groter dan vader, het recht van de sterkste had gesproken maar jr. kon me gestolen worden. Hoe die vogelband dan verloopt? Het heeft iets te maken met nabijheid.

Sinds enige tijd woont er een mooi holenduifje onder het dakbeschot, ik hoor hem binnen schuifelen. Het is een rustgevend zachtvol geluid van pootjes en veren op hout, een onzichtbare nabijheid waaraan ik gehecht ben geraakt.

© Karin van Pinxteren, 23 juli 2013

Vogelspiegel © foto Karin van Pinxteren