Klopgeesten laat ik binnen, ik drink een glas met ze en bekijk hun act. Met ratten deel ik een kaasplankje. Voor de nacht heb ik geen angst, zwart is ruimte. Maar in een bathyscaaf naar de diepzee afreizen, dat doe ik liever niet, dat stuk zwem ik. Het begint al met schepen. De buitenkant is prachtig maar het vertelt iets anders dan dat het aan de binnenkant laat zien. Aan de buitenkant is een schip kraakhelder maar van binnen is het een kluis. Ik raak er gedesoriënteerd, het harde staal, de smalle gangen, ik mis zichtlijnen en blijf in de buurt van het dek.
Een bathyscaaf is nog een graadje pittiger. In een gesloten scheepsruimte zak je door de zeespiegel naar de diepte om uiteindelijk de bodem te raken. Een doffe plof, stilte, gevolgd door het besef dat het hele universum boven je hangt. Zou ik er toch in zitten dan zou ik de eindigheid van de beweging niet willen voelen en enkele meters boven de bodem halt houden. Het diepste punt op aarde, Challenger Deep genaamd, ligt ongeveer elf kilometer onder de zeespiegel in de Marianentrog. Tot nu toe zijn er maar drie mensen geweest. In 1960 de oceanografen Don Walsh en Jacques Piccard en in 2012 de regisseur James Cameron. Vier keer zoveel mensen liepen op de maan, die toch 35.000 keer verder weg staat dan dat de zee diep is.
De afstand van elf kilometer naar het diepste punt zit me altijd dwars. Elf kilometer, dat is toch niets? Dat is twee uur lopen, het is Amsterdam van oost naar west. Ik stel me de lengte voor en kantel het 90 graden. Het horizontale is vanzelfsprekend, daar stelt afstand niets voor, echter het verticale moet worden overwonnen, dat is een onnatuurlijke richting.
Gespannen keek ik als tiener op televisie naar een afdaling in de diepte. Het enorme vacuüm was indrukwekkend. Ik had ‘Geheimen van de diepzee’, een Lecturama boek, verslonden. De ingekleurde tekening van de doorsnede van de Marianentrog was een van mijn favoriete afbeeldingen maar op film was het toch iets heel anders. Het overzicht en de ruimtelijkheid in het boek maakte plaats voor onoverzichtelijkheid in het bewegende beeld. Nog een graadje indrukwekkender was een aflevering van Cousteau waarin twee mannen vanuit een bathysfeer op een redelijk diepe locatie in zeer kleine voertuigen zelfstandig de zeebodem opreden. Gele Tonka-achtige wagentjes met verlichting. Als er technisch iets fout zou gaan, zouden de mannen niet meer terug keren, nooit meer, voor duikers was het te diep om te kunnen helpen. Het zien van die langzaam verdwijnende lampen viel als een machteloos moment over me heen. Ver onder de zeespiegel hadden twee mannen zich losgekoppeld van hun eigen leven. Wie doet er zoiets? Waarom neemt iemand zo’n groot risico? Na ongeveer tien minuten troebel water en een dosis opgevoerde filmspanning doemden de lampen weer zachtjes op. Mijn stokkende adem kwam weer op gang.
Er kan voor mij nog steeds geen science fiction scène op tegen deze wetenschapsreality. Challenger Deep is een ijkpunt in mijn universum geworden. Twee woorden, die elf kilometer overbrug ik met gemak in mijn gedachten. Ik zwem er naartoe en blijf net boven de bodem zweven uit respect voor de ondoorgrondelijkheid van het diepste punt. Langzaam haal ik een vinger door het zand, dat mag, om het raadsel hanteerbaar te maken.
© Karin van Pinxteren, 13 augustus 2013