Een trap van porselein

Cathérine loopt met het houten been onder haar arm naar beneden en halverwege voelt ze dat ze in haar huis is gegroeid. Niet dat zij groter is geworden of het huis kleiner, dat niet, het is iets anders. Ze opent de deur naar de woonkamer en beseft dat wat ze zojuist op de trap heeft waargenomen aanwezig blijft. De houten klank onder haar voeten blijft hangen, haar hand omklemt een bakelieten tegenvorm en het licht in de kamer heeft een uitdrukking. De treden, de klink, haar blik de kamer in, geven tegendruk, zijn steviger dan voorheen. Ze blijft staan en probeert te achterhalen wat er plaatsvindt. Er was geen droom vannacht, ze herinnert zich niets en gisteren was een dag als alle andere.

Ze bergt het been, draait zich om en loopt de trap weer op, langzamer dan ze gewoon is. Er is duidelijk meer stoffelijkheid en meer resonantie. Ook de muren etaleren zich. Het lelijke granietpleister, wit met groene en zilveren flinters, glinstert zoals op de dag dat Ambroise het had aangebracht. Trots had hij haar aangekeken, hij had geglunderd van plezier. Zijn doorzettingsvermogen kende geen grenzen en zijn lach maakte haar weerloos. Ze heeft hem daarom nooit verteld dat ze het niet mooi vond, waarom ook, het zat er toch op. Het kleine staaltje in de winkel was prachtig maar eenmaal aangebracht op de muren was het te hard. Met haar vingertoppen schuift ze over het bijna glazen oppervlak. Het is een koude laag met een fijne structuur, ze heeft er blouses, vesten en meerdere malen haar ellenboog aan opengehaald. Een gestucte teleurstelling, toch na twintig jaar blijft de glitter prettig haar oog trekken. Bovenaan de trap keert ze weer rechtsom en daalt nogmaals af.

Veertien heldere dunne klanken ontstijgen uit het in en in droge hout. Wat soort hout is het eigenlijk? Het zal wel vuren zijn, armeluizenhout, gewoon, niets bijzonders. Ze kijkt naar de afgesleten verflagen. De twee sporen van boven naar beneden, om en om, zijn veroorzaakt door Ambroise’s kunstbeen. Het geluid erbij, een instrumentale klank, kan ze dromen. Vreemd dat je geluid kunt onthouden denkt ze en neemt haar schoen van haar voet. Ze mept met de zool zover ze reiken kan op de slijtsporen wat een ander geluid geeft dan de klank van Ambroise’s ferme stappen. Meteen ontdoet ze zich van de fletse tonen en haalt de klank van Ambroise op uit haar geheugen, het is er, ze hoeft er geen moeite voor te doen.

Cathérine kijkt naar de haar zo bekende zwarte verbinding tussen beneden en boven en stelt zich voor dat de trap van een ander materiaal is. Een trap van spons, sterk, die heel licht mee veert en altijd een beetje vochtig is, geluidloos vochtig om lekker met blote voeten te belopen. Of van plasmascherm, zowel de treden als de stootborden, zodat uitzendingen in- en uitzoomen tussen de begane grond en de verdieping. Ze zou via de trap over een reisprogramma kunnen lopen. Dit wordt al ingewikkeld want stel, denk ze, stel dat het ochtendgym programma op staat, dan zal ze zeker wachten tot het voorbij is, ze moet er niet aan denken om zich daarop te bewegen. Het is een korte voorstelling van een dynamisch beeld dat nu al een slecht idee is.

Van porselein dan, een trap van dun Chinees porselein, breekbaar maar sterk. Geglazuurd met celadon, haar lievelingskleur, tint die geen lucht en geen land is. Zo’n trap zal kwetsbaar zijn maar als ze voorzichtig loopt zal er niets kunnen gebeuren. Stijgend en dalend zullen haar voetstappen hoog en helder klinken, een geluid dat ze zich voor kan stellen door haar gewoonte om met de nagel van haar wijsvinger tegen de antieke Chinese kommen te tikken. Ze houdt van dit geluid gevormd door hoge oventemperaturen. Als ze een porseleinen trap zou hebben zou het wellicht beter zijn om deze als tweede trap toe te voegen en de oorspronkelijke trap gewoon zo te laten bedenkt ze zich, dan kan het houten been van Ambroise daaronder blijven liggen. Hoe mooi is het idee van een porseleinen verbinding, te belopen voor speciale gelegenheden. Ze beseft dat haar fascinatie feitelijk de schakel tussen twee niveaus betreft, dat het belopen van de trap zelf de speciale gelegenheid zou zijn. Intussen neemt ze het boek met Aziatische kunst uit de kast en bekijkt de celadon vaasjes. Het is een verstillende tint, schakerend tussen groengrijs en blauwgrijs zoals de hartlelie in haar tuin. Het is een kleur die een mate van mist in zich draagt.

Ze legt het boek op tafel om koffie te zetten en is benieuwd of het merkwaardige zintuiglijke gevoel waar ze opmerkelijke ideeën van krijgt zal blijven.

© Karin van Pinxteren, 28 mei 2015