Klinkzinnen

Poëzie laat zich niet snel lezen, je wordt aan het werk gezet en aangezien er niet meer uren in een dag zitten betekent dat overwerken. Er zijn veel goede dichters en veel goede uitgaven waarvan ik de meeste nog niet eens heb aangeraakt.

Soms opent een dichter – ze kunnen zelfs zijn overleden – een ruimte voor je met een zin uit een gedicht die nóg meer opvalt dan de zinnen daaronder of daarboven. Moment, gevoel, herkenning, clou, schoonheid, absurditeit, ritme? Wat gebeurt er op dat punt? Die ene zin blijkt klink te zijn en behoudt de eerste blik voor altijd zonder dat de dichter er weet van heeft. Het zijn particuliere verzamelingen, iedere lezer zijn klinkzinnen.

Ineens herken je het moment, begrijp je het gedicht, wordt het tempo, wordt het beeld, begrijp je meer van het leven óf – en dat is net zo spannend – juist minder, staat er iets wat je zelf nog nooit onder woorden hebt kunnen brengen en zijn er zinnen van eeuwen geleden die je exact hetzelfde laten zien en voelen als wat de dichter moet hebben gezien en gevoeld – over de met lompen en pest gevulde Middeleeuwen heen vertelt een delicate Chinees van een vis die door de bomen gaat. Door poëzie kunnen tijd en ruimte compleet wegvallen, ben je in een zucht op een rivier in het jaar 700 of lig je in 1963 op een tafel.

Ik zoek mijn klinkzinnen en weet ongeveer waar ze te vinden en wanneer ze binnen kwamen, het aantal zal aangroeien. Een bundel kan zelfs eerder in huis zijn dan dat de zin erin je opvalt, beslist vertoeven er al enkele in de kast maar zie ik ze nog niet, zijn ze aanwezig in voor mij nog onbekende uitgaven of gaan ze nog geschreven worden en opkomen.

Als bij de eerste ontmoeting blijf ik erover nadenken, worden ze rijker en voller, zinnen met loten.

Van harde waarheid worden ze nooit;

Frank Eerhart

zo zonder iets te willen er te zijn

uit – zoals een dier

bundel – te leven in tweevoud van eenvoud, 2002

De rustige lichaamstaal van het dier dat vanzelfsprekend op dezelfde vloer rondloopt als jij. Zonder dialoog is het ook zijn of haar woning en heeft hij of zij ook twee longen, een lever en een hart. Je deelt dezelfde ingrediënten maar bent een ander wezen in hetzelfde huis.

J. Slauerhoff

Eerst zag je niet op, terwijl ik jou in één oogopslag van top tot teen en van je opperhuid tot in je diepste innerlijk in mij had opgenomen.

uit – Larrios

bundel – Schuim en As, 1930

Meteen valt zijn blik, kijk je ruim tachtig jaar later door de ogen van Slauerhoff, voel je zijn innerlijke strijd. Een verhaal over de ongrijpbare en onbegrijpbare stilte in het verlangen.

Al Galidi

als iemand die de sleutel heeft verloren

uit – Geen sleutel

bundel – Voor de nachtegaal in het ei, 2002.

Roerloos tot in je tenen, iets verloren en het moment niet gevoeld. Waar is het ontbrekend stukje metaal dat je altijd op dezelfde plek bewaart? Het betreft een gesprek zonder toegang. Waar de dialoog verloren? Wat gedaan, wat gezegd? Je kijkt vooruit en denkt achteruit. En hoe deze situatie nog of weer te openen? Al deze denkbewegingen, horizontaal, verticaal, vanaf een verslagen punt in die ene zin.

E. du Perron

– Het wordt laat, geloof ik, Karel.

uit – Alle de rozen of het gesprek bij maanlicht, 1927

bundel – Alle de rozen of het gesprek bij maanlicht, 1985

In dit gedicht dat de gehele bundel beslaat verklaart de dichter via sonnetten zijn liefde aan een door hem aanbeden meisje en aan de poëzie. Maar het meisje begrijpt hem niet, ze loopt zwijgend naast hem en zegt deze zin als hij haar smeekt tenminste íets te zeggen. Haar korte harde antwoord volgt na zijn volle gedichten en vurige overgave. Als een totale ontgoocheling vliegt de zin erin, erger kan niet.

Hoe het de kunstenaar vergaat in het dagelijks leven, zelfs als het leven heel dichtbij staat.

Astrid Lampe

mijn vertaalprofessor denkt dat mijn zinnen kraantjes zijn

uit – Hollands Diep

bundel – LIL (zucht), 2010

Een alerte en maffe zin met een fijn ritme, mijn vooraan, zijn achteraan. Deze ene zin maakt van alle volgende zinnen kraantjes, ze krijgen bochten. Wie of wat is die vertaalprofessor, een man, een computer? Zijn de zinnen kraantjes waar weer woorden en zinnen uitkomen of komt er iets anders uit? Een zin vol zinnen zonder einde, tenminste dat denkt hij, en ik ook.

Arjen Duinker

Handen zijn het dubbele van taal.

uit – Tafel

Hoe de handen boven de taal te verheffen? Kunnen handen meer zeggen dan je woordelijk kunt overbrengen? Moet ik erop gaan letten? Ziet Duinker meer dan anderen? Handen zijn er twee, dat zou dubbel kunnen zijn. Dan kun je met rechts spreken of met links spreken of met rechts én links spreken. Nu wordt het spannend.

Frank Koenegracht

kaarsrecht, in strak opgemaakte bedden,

diep als ingeklapte paraplu’s.

uit – Winter [2]

bundel – Lekker dood in eigen land, 2011

Koenegracht laat je ferm instoppen door een hand die het beddengoed behendig onder je schuift waardoor je hulpeloos maar stevig ingepakt gaat slapen. Wit strak laken wordt zwarte ingeklapte paraplu, bed wordt nacht, armen naar beneden, strak en stil steekt de winternacht in.

Edith Södergran

ik ben het fluisteren van bloed in het oor van de man,

uit – Vierge Moderne, 1916

bundel – De mooiste van Södergran, 2002

Een onmogelijke maar toegegeven intrigerende zin tussen andere zinnen waarin de ik nog meer is. Een opsomming van ikken uit 1916. Deze is veel te intiem naar mijn smaak maar blijft opvallen omdat het bijna honderd jaar later nog steeds ruist waardoor de ik in dit gedicht geen geschiedenis is geworden.

Wilfred Smit

alles wat rond is in zichzelf

en slapeloos –

uit – Slapeloos, ± 1963

bundel – Verzamelde Gedichten, 1971

Langzaam vloeit deze zin in een cirkel. De kop kan niet in zijn eigen staart bijten, de zin stroomt achter zichzelf aan, draait zich los uit het gedicht, draait zich los van de bladzijde en hypnotiseert…

© Karin van Pinxteren, 10 december 2015