De mest van Toebosch

Moniek Toebosch, ‘Les douleurs contemporaines’, 1996, foto Henk Geraedts

Betreft het kleur dan ben ik een slechte getuige. Zo wist ik zeker dat de installatie die Moniek Toebosch in 1996 in De Pont toonde geheel beige was. De bolle cirkelvorm, de kleding, alles had dezelfde lichtbruine tint. Enkele jaren geleden zie ik het beeld voor het eerst terug op een dia uit het archief van De Pont omdat ik het nooit meer had kunnen vinden. Het werk blijkt uit andere kleuren te bestaan, de cirkel is donkerbruin en de kleding donkerblauw, ik schrik van het falen van mijn geheugen. Het standpunt en de vormen kloppen daarentegen precies, Moniek Toebosch staat bij het betreden van het wolhok rechts van me, de cirkelvorm hangt links aan de muur.

Om deze installatie gaat het mij en via het kleine lichtbeeld ben ik er weer.

Ik denk dat er een bezoeker is maar er klopt al snel iets niet, een ongemakkelijk gevoel bekruipt me. Een bezoeker gaat schuifelen, deze figuur blijft onbewogen. Met een schuin oog kijk ik opzij en in een split second zie ik een beeld en dat het Toebosch zelf is. Ze is iets kleiner dan ik had gedacht.

Door het fotografische weerzien heeft de installatie een stevige opfrisbeurt gekregen. De cirkelvorm, in mijn geheugen van gedroogde klei, wat de verkleuring naar beige kan verklaren, blijkt van stalmest te zijn. Volgens Toebosch ‘lekker smeuïg en plakkerig’.

Toebosch maakte het werk ‘Les douleurs contemporaines’ voor de tentoonstelling De Muze als Motor. Hoe te vertalen? Het hedendaagse leed? De eigentijdse pijn? Of de hedendaagse weeën, poëtisch in relatie tot de gebolde mestvorm en de vrouw.

Het was geen gemakkelijke situatie tussen twee starende vormen. De grote schijf die op je afkwam en Toebosch langs je heen kijkend naar het object waar je vanzelfsprekend zelf ook naartoe draaide. Het is immers gemakkelijker om naar een ding te kijken dan naar een persoon. Ik staarde met haar mee maar keek af en toe voorzichtig naar haar verschijning waardoor er een beweging van koppeling en ontkoppeling ontstond.

Het was ook ongemakkelijk omdat er geen ruimte was voor een derde persoon. Fysiek niet door de aanwezigheid van de persoonlijke ruimte van Toebosch en geestelijk niet doordat de installatie zichzelf overdacht. Ik deinsde terug tot op de drempel, daar bleef ik staan.

Zeer onder de indruk was ik destijds van de pop Toebosch. Want welke kunstenaar kon zich laten dupliceren? Ze moest wel heel groots zijn om zo’n handeling te kunnen en durven verrichten. Zelf enkele jaren van de academie had ik nog nooit een werk gezien van een kunstenaar die een evenbeeld van zichzelf had gemaakt.

Door de tijd is het de bolle mestvorm die me steeds meer intrigeert. Een muze? Een buik van koemest? Een omgekeerde schotelantenne? Een planeet? Spiegel? Pupil? Geboren in 1948 was ze 48 toen ze dit beeld maakte, een jaar jonger dan ik nu ben. In dezelfde fase van het leven, de vruchtbaarheid voorbij, dat wat een vrouw specifiek van de man onderscheid. Op gelijke voet. En dan? Doorgaan.

Toebosch overpeinsde het fenomeen, kantelde een vruchtbare bodem, gaf het vorm en keek denkend naar het object waardoor het haar blik en gedachten ontving. Loskoppeling van de vruchtbaarheid, een muze om beelden op te laten groeien. Een fenomenale installatie over het kunstenaarschap. Zover brengen de ervaringen van toen en nu me al blijft het ongrijpbaar.

Hoe sterk dit werk was en nog is, een beeld dat op mijn tijdlijn reist. Ik denk omdat Toebosch me deel maakte van Les douleurs contemporaines, staande tussen haar en de cirkelvorm in. Dat realiseer ik me nu, twintig jaar later, omdat de bezoeker in mijn eigen werk ook vaak onderdeel wordt als het installaties of performances betreft. In de mest van Toebosch moet voor mij een zaadje hebben gelegen, maar dat wist ik toen nog niet.

Ze blijft raadselachtig, uniek en sterk. Als stem, in film, op een olifant, in boekvorm, als website. Ik heb haar nooit ontmoet anders dan als beeld. Zo ook kwam L. Th. Lehmann haar tegen die op 28 december 2000 in Maastricht schreef:

Ik ging naar Maastricht om

Moniek Toebosch te zien.

Ik lees je hier, ik hoor je hier,

ik zie je hier geprojecteerd

op witte muren. En als pop

zo groot als jij en in de juiste kleren.

Ik lees op een andere muur

meer woorden over meer daden

dan ik van je gezien heb.

Ik mis je grote plastic oor.

Ik mis je antwoord. Ik besluit:

Moniek Toebosch is niet Moniek Toebosch

zonder Moniek Toebosch.

Uit: ‘Toeschouw’, 2003

© Karin van Pinxteren, 28 mei 2017