Een reisgids van een eiland is lichter dan die van een land. De overzichtelijkheid van de vorm in zee maakt het hanteerbaar behalve als die zee een stille lagune is. Venetië is me nog steeds een raadsel, nooit zal ik er de weg leren daar ben ik van overtuigd. Maar zonder aanleg voor zee voel ik me er thuis in een aanwezigheid tussen roerloos en klotsend. Het gewicht van Venetië is de kleur van het water. Bruine, zwarte of donkerblauwe kanalen zouden mooi zijn maar de kleur is groen en dat maakt het totale beeld betoverend. Een ander gewicht is het geluid dat snel opkomt en wegsterft. Er zijn geen lange open gedeelten waar klanken kunnen zweven. Het zijn steegjes en bruggetjes over kanalen en weer kleine steegjes, hoekjes om met korte geluiden in steen.
In 1991 zag ik het niet, te druk en toerist. In 2016 zag ik het wel, minder druk en werknemer, zo kwam ik achter de voordeur. Nooit had ik een stad lief, nu wel, meteen, hier zou ik kunnen wonen. Het waarom bleef me vreemd. In diezelfde tijd kwam de poëzie van Wilfred Smit binnen zonder er de vinger op te kunnen leggen.
Soms steekt een schrijver een hand uit. Tomas Lieske heeft precies die twee verenigd. Lieske vergelijkt in Poëziekroniek (Tirade, 1992) de poëzie van Wilfred Smit met de stad Venetië. Een spannend verband tussen twee fascinerende fenomenen en prachtig geschreven met de openingszin: ‘Wie Venetië voor het eerst bezoekt en de trein in Mestre ziet leegstromen heeft nog geen flauw idee in wat voor onwerkelijkheid hij zal terechtkomen.’ […] ‘Ik heb het beeld van de stad Venetië gebruikt. De obsessie voor verrotting en dood, de onwerkelijkheid, het speelse element, het verfraaiende en versierende ook, het ‘ultraconcrete’ zegt Vestdijk: ziedaar de overeenkomsten tussen deze stad en deze poëzie. De werkelijkheid wordt bedekt door ornamentele fantasieën, maar voor de goede waarnemer gaan er grote krachten achter schuil.’
Zou ik er achter komen waarom ik me thuis voel in Venetië? Of in de esthetiek van Smit?
Een centraal thema bij Smit is de onmogelijkheid om met de ander samen te vallen. Precies in die woorden heb ik over mijn beeldende werk geschreven. Er moet dus iets zijn wat bindt terwijl ik zijn poëzie niet in het minst kan bevatten. Slavistiek, minutieuze kennis van taal en bewuste schrijfstijlen gaan mijn pet te boven, als wel Smits bijtende kant. De verfijndheid, compositie, precisie, de hang naar anonimiteit, het afvragen, de afstand tussen de dingen, het beeldende begrijp ik heel goed, ook de tederheid die daaruit voortvloeit.
Hans Groenenwegen schrijft in Als bannelingen leren zien: ‘Liefde, huwelijk, levenloos samenzijn, lust, binding, onbereikbaarheid van vrienden en geliefden, seksualiteit en dood heeft Wilfred Smit steeds weer gethematiseerd.’ Zou dat het zijn? Zo aards had ik de verbintenis nog niet ingeschat.
Ik projecteer het op Venetië en loop er door de straten waar ik dat niet voel. Al varende op de lagune voel ik het wel, een zwijgzame wereld waarin die thema’s wonen. Daarin ligt een stad van een menselijke maat die je over deze ingrediënten van het leven draagt tot het geheimzinnige groen je weer aan een rand begroet. Dan draait de stad zich om in het water.
Sofa Journal 09-01-2017:
hij heeft geworpen
punto in aria
een kostbare zwaai
hoe geraffineerd
tenminste opgeschreven
zijn overgangen
van visnet
naar kant
© Karin van Pinxteren, 5 maart 2018
