
De schets ontstond na de aanschaf van het boek ‘Ik is een ander’* over en met werk van Arthur Rimbaud. Of ik er meer van begreep? Nee. Wel ontstond er visueel een verband in culturele daden.
Deze week, drie jaar na de schets, landt een dag en nacht in Charleville-Mézières. Zoekend naar het hotel komt Musée Rimbaud voorbij. Hier? Dat Rimbaud in Charleville is geboren was ik vergeten. In de straten van de kleine provinciestad klinkt een al lang gestorven aanwezigheid.
Ik weet niet veel van Rimbaud (1854-1891). Hij was er ineens door conservator Maria Schnyder, die via een zin van hem in het werk JE van Jan Vercruysse een gedachtelijn trok naar mijn werk. Voor een kunstenaar is dat een geschenk, omdat niet alles zich laat verklaren. Maria schreef haar beschouwing Het Fragment in maart 2018, de schets volgt later dat jaar, er moest wat bezinken. Op vier december verscheen de zwarte plattegrond, op zes december volgen rode toevoegingen.
In Musée Arthur Rimbaud, een 17e eeuwse watermolen boven rivier de Maas, rest me precies 21 minuten. Niet gewend dat een museum een lunchpauze heeft, klop ik te laat aan. Terugkomen is geen optie, over een uur moet ik er vandoor. ‘U neemt de lift, begint op de derde verdieping en loopt via de trappen per verdieping naar beneden’, zegt de vrouw bij de entree. Weg is mijn rustige tred en ik zoef naar boven. Na de vluchtige ronde op de bovenverdieping begeef ik me in het trappenstelsel dat een ervaring buiten de zalen heeft en schiet de route volgend een etage lager de ruimte in. Toch loop ik snel de trap naar de bovenzaal terug, wat niet de bedoeling is en ook veel tijd kost, om nog een blik naar binnen te werpen. Weer aangekomen op de verdieping eronder blijf ik te lang hangen bij een kastje met familiefoto’s omdat ik de kaartjes probeer te vertalen en te begrijpen. In mijn haast daal ik weer af. De deur sluitend beschouw ik een foto op de muur, als ik verder wil lopen duikt er een jonge man op met een zwart mondkapje in stijl met zijn kleding. De winterjas vertelt me dat ik naar buiten wordt geloodst. ‘We gaan zo sluiten’ zegt hij, ‘beneden is de uitgang.‘ ‘Où sont les manuscrits?’ vraag ik gehaast, die wil ik echt niet missen. Zijn pauzeblik verdwijnt accuut, met heldere ogen trekt hij aan mijn jas en rent me naar een kleine inpandige ruimte in de zaal waar beschreven papier baadt in rood licht. Maak maar snel foto’s zegt hij en hij laat me even kijken. ‘Viens, vite!’, hij rent naar een andere opstelling op dezelfde vloer en wijst me op een koffer, ‘Echt van Rimbaud!’ Het is zijn reiskoffer zegt hij onder het gebaar van het maken van een foto. Ik ben verbluft door de goodwill van de jonge man om het tastbare erfgoed aan deze veel te laat binnensloffende bezoeker over te brengen.
Via een deur en het trappenstelsel leidt hij me in geruisloze snelheid een verdieping lager een deur door. We staan buiten: onder het gebouw boven het water. Het is vreemd, onverwacht stroomt de Maas onder beiden door. Tijd om de indruk te verwerken is er niet. De stalen loopbrug leidt naar een deur en we zijn weer binnen, het is de laatste zaal. ‘Die!’, en wijst naar enkele portretten, ‘die moet je ook fotograferen!’ Intussen drukt hij op een knop en een hoge stalen deur draait langzaam open. De loodsman wordt portier en ik loop, hem nadrukkelijk dankend, door het plechtige gat naar buiten.
Beduusd van het vijf-minuten-avontuur waarin ik het meest belangrijke zag, kijk ik om, zie een gesloten gevel. Mompelend om het gebouw richting Place Ducale besef ik na bemerking van een niet aanwezig gewicht – dat mijn tas nog bij de entree in het depot ligt. Een vergeten tas is een vorm van paniek. Zou het museum nog open zijn? Het gebouw is van een zwijgende architectuur. Ik ren aan de voorzijde de trap op en draai aan de deurknop die gelukkig beweegt. Vijf medewerkers in jas kijken me aan, inclusief de jonge man. ‘Mon sac!’. De vrouwen komen meteen in actie, de jonge man staat aan de grond genageld. Na ontvangst van de tas knik ik het gezelschap toe en eindig in de starende blik van de onbeweeglijke loodsman. Het is een komische afsluiting. Wááróm deze huishoudelijke klodder op mijn poëtisch donatie moet hij denken, denk ik.
In vijf minuten ben ik tien foto’s rijker, waarop ik de ervaring kan zien. De naam Rimbaud is voorlopig goed gevuld. Honderdvijftig jaar geleden lijkt ver weg maar is ook niets, dat laatste door het rode kamertje met manuscripten. Het origineel breekt de tijdlijn.
Door de onverwachte ontmoeting met Rimbaud die door de manuscripten en zijn koffer in stoffelijkheid is toegenomen moet ik aan de schets denken, een plattegrond van verbanden, en plaats er een screenshot van mijn website naast. Het heeft nu eenmaal met elkaar te maken, ook al is er geen letterlijke relatie te bespeuren. Daarnaast is alles moment, culturele patronen bewegen.
Onrust moet worden verhelderd denk ik na het opnieuw bekijken van de schets en het werk. Dat op zich zou wel eens de link kunnen zijn.
© Karin van Pinxteren, 2 januari 2022
* ‘Ik is een ander’ vertaald door Hans van Pinxteren, Uitgeverij L.J. Veen Klassiek