being independent in thought and action or exhibiting such independence
Hou dit gevoel vast.
Een blauwdruk voor succes bestaat niet, die zal je zelf moeten maken. Er bestaat ook geen boek ‘Zo word je kunstenaar’, dat zal je zelf moeten schrijven.
Negentien jaar geleden studeerde ik af. Van de eerste jaren na de academie kan ik mij nauwelijks iets herinneren. Wat ik nog wel weet is dat ik af en toe naar Intratuin ging om te zwerven door de bakken met plantjes en bloempotten waarvoor ik geen geld had. Ik leerde de namen en kocht af en toe toch maar iets voor een gulden uit schaamte voor mijn lange aanwezigheid. Waarom Intratuin? Geen flauw idee, het was er groot en er werd niet op je gelet. Je was ergens in een gebouw, ergens anders dan thuis. Ik vond het heel raar, nu nog als ik er over nadenk, maar toch moest ik er zo nu en dan naartoe al voelde ik me totaal onmachtig in die situatie want wat deed ik daar in godsnaam? Er was na de academie geen infrastructuur waarbij ik kon aansluiten of misschien durfde ik me er niet bij aan te sluiten. Ik was afgestudeerd als vormgever en maakte na de academie pas mijn eerste autonome werken. Het lef heeft moeten groeien, dat heeft tijd nodig gehad. Ik maakte al snel visitekaartjes, had immers een grafische opleiding gedaan maar kreeg verwijten van vrienden en collega’s, het was not-done. Ik maakte ze toch, je moet jezelf kunnen achterlaten bij anderen. Gelukkig is dat nu veranderd, visitekaartjes onder kunstenaars is een normale zaak geworden. Ook maakte ik boekjes, waardoor ik een scherpe keuze moest maken in mijn eigen werken, ik deelde ze uit. Met schroom, zeker, maar toch had ik de drang om dat te doen. Gaandeweg is er interactie met de kunstwereld ontstaan.
Mijn gedachten zijn altijd bij de kunst, het is een onderzoek.
Mijn onverminderde ambitie is om steeds scherper te gaan, meer vinger achter de duisternis van mijn vragen te krijgen. Ik ben soms blind in mijn eigen hoofd. Het is er donker, al wat licht is bevindt zich daarbuiten, het is even zichtbaar voor me in heldere ogenblikken.
Mijn drijfveer is een natuurlijke, altijd aanwezig geweest, ik behoef er niets voor te doen. Het is een vertrouweling maar ook een vreemdeling, want waar zoek ik eigenlijk naar? Door de jaren heen blijkt in een stapeling van gedachten enige structuur te zijn ontstaan. Ook dat heeft tijd nodig gehad en blijft in ontwikkeling.
Mijn werkwoord is dralen, ik draal wat af. Van de boekenkast naar de sofa, van de sofa naar de computer, van de computer naar de winkels, van de winkels naar de tuin. Het slijtspoor is zichtbaar. Mijn gedachten dralen waar mijn lichaam niet is. Ik moet ze bij elkaar zien te houden. Dat is misschien nog wel de grootste opgave, om een te blijven, consistentie te behouden. Gelukkig moet een mens eten, dat is mijn enige constante.
Om mijzelf in de kunst te wortelen, om mijzelf in kaart te brengen, koppel ik lijnen aan het verleden, dat kan, er is verleden beschreven. Uiteindelijk ben ik erachter gekomen. Ik, stabiel en rustig om te zien, ik hoor bij de rustelozen, bij de dolers, bij de club die het onderbewustzijn bevraagt. Mijn buiten- en binnenkant staan haaks op elkaar. Ik ben erachter gekomen doordat ik aanvoel in hun werk waarnaar ze op zoek zijn geweest, wat ze probeerden te zeggen.
In het schilderij ‘Les compagnons de la peur’, ‘De metgezellen van de angst’ van Magritte uit 1942 voel ik de onmacht van de wijsheid. Of in de zin ‘Eerst zag je niet op, terwijl ik jou in één oogopslag van top tot teen en van je opperhuid tot in je diepste innerlijk in mij had opgenomen’, uit Larrios van J.J. Slauerhoff, valt meteen zijn blik, kijk ik 82 jaar later door de ogen van Slauerhoff, voel ik zijn innerlijke strijd. Een verhaal over het ongrijpbare en onbegrijpbare verlangen, dat eenmaal dichtbij verpulvert voor je ogen. Ik herken de oneindige axonometrische dimensie in het werk van El Lissitzky in 1991, de ademende stilte in de werken van Juan Muñoz in 1994, het individuele contact met de aarde in het werk van Thierry de Cordier in 1998, de waanzin van grenzen in het Pyreneeënboek van Kurt Tucholsky in 2002, het bewustzijn van het denken in ruimte als eenheid in de metropool Hong Kong in 2008 en geheel onverwacht vind ik in 2005 atmosferische verdichting in het schilderwerk van August Strindberg uit 1893 in de Slegte omdat ik daar bij toeval zoek, omdat het daar bij toeval staat, maar eindig geheel onverwacht in 2008 in Wenen bij Arnold Schönberg’s donkere werk uit 1910 door een aankondigingsbord van een tentoonstelling op een lantaarnpaal ‘Strindberg, Schönberg, Munch’, omdat ik daar bij toeval loop, omdat ik het, in een hele drukke straat, bij toeval zie. Zulke momenten zijn split-seconds van herkenning, aanrakingen uit het verleden die houvast geven. Deze samenstelling kent geen statisch einde, je onderzoekt, je vindt. Muñoz is enige jaren geleden naar achter geschoven, teveel beeld, Schönberg en Slauerhoff komen naar voren, meer onderbewustzijn. Ook dit zal weer veranderen.
Houvast door herkenning, op de meest onverwachte momenten en op de meest onverwachte plaatsen. Het is belangrijk je bevindingen niet te ontkennen hoe vreemd ze ook voor je zijn. Het schilderwerk en de muziek van Schönberg beangstigen me soms, het kruipt onder mijn huid, het kan me ook niet echt bekoren maar het boeit en ik weet dat daar verwantschap ligt in relatie tot mijn werk. Ik loop er niet voor weg.
Moet ik het over geld hebben, de meest heftige factor in het kunstenaarsbestaan, zoals geïllustreerd door Chaïm Soutine die een vis op een bordje schilderde omdat hij zo’n honger had. Of dat laatste klopt? Geen idee, ik vond deze door mij ooit onthouden anekdote niet terug in mijn boekenkast noch op internet, maar het is een sterk beeld. Je hebt een schilderij van een vis maar geen vis. Je hebt werk in je opslag maar geen eten. Potentieel geld en relatieve honger. Het extraatje wat ik in de tijd na de academie op zaterdag had door lege flessen in te leveren, die tijd is gelukkig voorbij, maar het blijft schrapen en zuinig zijn en af en toe iets onverantwoord doen om toch op level te blijven, om niet helemaal uit de toon te vallen, om mijn waardigheid te behouden. In de tijd van Soutine was iedereen arm, viel armoede niet bijzonder op. Nu is iedereen relatief rijk en is armoede wel aanwezig maar nauwelijks meer zichtbaar, ook niet onder kunstenaars. Door goede tweedehands kleding of een fijne uitverkoop wordt het gemaskeerd, we hebben immers smaak. Maar toch zie ik het karige bestaan door de kleding schijnen, omdat ik het weet, ik ben er geweest en af en toe ben ik er ook weer terug. Uit ervaring kan ik meedelen dat het langzaam beter wordt.
Terug naar de rit in de Maverick. De intense euforie na het vinden van iets wat je nog nooit eerder hebt gevonden, de knock-out na het maken van een goed werk, de sensatie van een uitnodiging voor deelname aan een belangrijke tentoonstelling vertalen zich als een rit in die achtbaan, dat is een enorme rijkdom. Het is als jezelf inhalen, een storm, een aardbeving op wielen. Ik kan niemand vertellen hoe het moet maar wel weet ik dat je op de rit in de achtbaan moet blijven jagen.
Ten slotte, in jezelf geloven klinkt afgezaagd maar is zeer waar. Jij en het geloof in jezelf moeten in elkaar passen, twijfelen mag en moet maar trek het naar je toe, hou het vast, laat de twijfel niet met je op de loop gaan, laat je niet gek maken door anderen die je maar al te graag willen zeggen wat zij er van vinden en hoe je moet leven. Het is enorm vreemd dat er dingen uit je komen die nog nooit door iemand zo zijn gemaakt, je bent je eigen tovenaar, dat is de werkelijkheid, dat moet je aannemen, dáár moet je in geloven en daar bevindt zich ook die achtbaan.
Karin van Pinxteren, 21 juni 2013
Column voorafgaand aan de première van de film ‘2012 een film over 2013’, The Yes Foundation, SM’s Museum ‘s-Hertogenbosch, 21 juni 2013, gepubliceerd op Mr. Motley
de werken uit de column









.
.
.
.
.
.
.