Hartelijke groeten uit het atelier

Brief aan Manon Berendse, Frank Eerhart, Chris Manders, Ulco Mes en Maarten van der Vleuten | Artist in Residence project ‘Kurt’s Zimmer’ | gepubliceerd in Kurt’s Zimmer Publikation, december 2007

Vught, 18 november 2005

Beste Manon, Frank, Chris, Ulco en Maarten,

Nog zeven weken in het atelier, de tijd smelt in mijn handen. Inmiddels is ieder van jullie langs geweest en hebben we interessante gesprekken gehad. Het leek me een goed idee om jullie allemaal een exemplaar te geven van Een Pyreneeënboek van Kurt Tucholsky. Zijn waarnemingen, tachtig jaar na dato, zijn nog steeds actueel, geëngageerd en scherp. Hoewel de beschrijvingen van verwondering over het fysieke leven spreken, is de ironische ballast van hiërarchische verhoudingen er goed uit op te maken en te projecteren op actuele situaties. Aan jullie of je het wilt lezen.

‘Kurt’s Zimmer’ is voor mij de tweede externe werkperiode, de eerste was in het jaar 2000 in Pofferd-de Nul in Antwerpen. Vanuit dit blanco appartement is het werk ‘Paranoid City Stream’ ontstaan dat de toon heeft gezet voor een reeks van installaties. Het werk is ontstaan vanuit een energetische interactie tussen het private van het appartement en de van daaruit zichtbare stad. Het licht in de installatie brandde 24 uur per dag, de gespiegelde dia van de omgeving absorbeerde het daglicht. Naarmate de avond vorderde werd het rode licht steeds sterker om bij volledige duisternis uit de installatie te stromen. Energie van de nachtelijke stad. Door het zachte ochtendlicht werd de nachtelijke spanning van de installatie overgenomen en tot rust gebracht.

Ook in deze tweede werkperiode, vijf jaar na de eerste, komen er interessante gegevens en bevindingen vrij. De meeste halen het niet, sommige blijven zich manifesteren en zijn de basis voor nieuwe werken en de installatie. Enkele maken zich los uit deze werkperiode en neem ik mee naar mijn atelier terug om verder te ontwikkelen zoals het tweedimensionale podium.

De ruimtes worden complexer. In het geval van de installatie die nu ontstaat is het een besloten ruimte met tien gelijke zijden waarin zich elliptische openingen bevinden, zonder een echte ingang. Daardoor is betreden niet mogelijk maar is het interne wel zichtbaar. Centraal staat een tienhoekige zuil met een band van gele perspex ovalen waarachter zich een lamp bevind. Langzaam draaiend als een speurder is het licht aanwezig. Gelijk een naar binnen gekeerde vuurtoren, ingetogen en persoonlijk. Door de menselijk maat en het ronddraaiende licht vindt een dialoog plaats met de beschouwer.

De ingang, het kunstlicht, de architectonische ruimte, ellipsen en de dialoog blijven actueel in het werk. Er zijn aanwijzingen dat er iemand is, maar die persoon is nooit zichtbaar bij beschouwing van het werk. De cyclus van daglicht versus duisternis fascineert me vanuit het vraagstuk over het onderbewuste. Dit gegeven ligt ook ten grondslag aan de serie Commitments.

Het is frappant dat Anne Dijkstra, schilder woonachtig te Eindhoven, naar aanleiding van een atelierfoto van het tweedimensionale werk in Heeswijk, in februari 2005 refereerde aan Spilliaert. Twee maanden later koop ik impulsief het boek ‘Sprenkelingen’ van K. Schippers omdat zijn teksten me intrigeren, ik had hem horen spreken in De Krabbedans in Eindhoven. In dit boek kom ik een tekst tegen over Spilliaert én Magritte. Van de laatste had ik in dezelfde koop een publicatie gekocht voor het indringende werk ‘De metgezellen van de angst’, waarin bladeren zich verlengen in gedaanten van uilen.

Om de tekst van K. Schippers na te lezen, heb ik het opgezocht. Ik zal het hier voor jullie citeren:

‘Spilliaert is geen meester van het licht. Hij kan niet op tegen de tintelingen van Claude Monet. Nooit verbuigt hij het het zoals J.J. Schoonhoven dat met vlakjes van papier-maché deed. Hij zou niet weten hoe je het papier door het houtskool moet laten oplichten. Magritte wist dat ook niet. De twee Belgen vermeden hun tekort en zochten het in scènes die het van een tegenstelling of een ongebruikelijk gezichtspunt moeten hebben. Ruim vijftig jaar voor de dagen en nachten van Magritte, in het begin van deze eeuw, schilderde Spilliaert de kades en stranden van Oostende. Bij hem krijgt steeds één ruimte de vrijheid.’

Uit: K. Schippers, Sprenkelingen, hoofdstuk ‘Traplicht’ pagina 43. Gekocht bij de Slegte op 8 april 2005.

Vooral die laatste zin:’Bij hem krijgt steeds één ruimte de vrijheid’, is een fascinerende zin, daar krijg ik de vinger niet opgelegd.

De installatie ‘Kurt’s Zimmer’ ga ik in de komende weken maken en zal het afsluitende werk zijn van deze werkperiode. Het refereert aan een spiegeltent en een stilstaande carrousel en wordt helemaal zwart. Kurt’s Zimmer heeft zich vanuit het atelier verkleind naar een eigen ruimte waarin verschillende gegevens zijn samengekomen. Het verdwijnende kindergeluk dat door het ‘weten’ wordt verdrongen, het theaterspel dat niet kan worden opgevoerd omdat er geen ruimte is voor de dialoog, in het midden staat een zuil waardoor de overzijde niet zichtbaar is. Hier vanuit het gastatelier, op hemelsbreed vijf kilometer afstand van Nationaal Monument Kamp Vught is een relatie naar het verleden te leggen. Fysiek wortelde het Duits Nationalistische gedachtegoed zich daar in 1943-1944, Tucholsky die het als een van de eersten had zien opkomen in Duitsland was het inmiddels fataal geworden. Naast het Nationaal Monument Kamp Vught, gescheiden door slechts een muur, bevindt zich de zwaarst bewaakte gevangenis van Nederland. Twee monsterinstituten aan elkaar geschakeld. Bezoekers voor de gevangenis en voor het monument maken gebruik van dezelfde parkeerplaats. Het is een heftige locatie.

De cirkelvormige grondvorm van ‘Kurt’s Zimmer’ de carrousel, de spiegeltent en de stierenvechtarena uit het Pyreneëenboek zijn allen ruimtes waarin de actie vanuit het centrum komt. In de installatie draait centraal een lamp rond; een zoeker, een kijker, een beschouwer, een speurder. Vriend en vijand ineen.

In een vaste herhaling klinkt een wals en maakt van ‘Kurt’s Zimmer’ gedurende 2,5 minuut een grote speeldoos. Alles blijft zich herhalen, daar is geen verdwijnpunt voor. Wat me ineens doet denken aan de axonometrische weergave in het werk van Lissitzky. De vorm als moment in een oneindige tijdslijn. Nu weer snel aan het werk.

Hartelijke groet uit het atelier,

Karin