Kunstenaar, tovenaar, handelaar

speech Karin van Pinxteren
Toespraak ‘I confess, I am an artist’ | opening ‘Part of Someone’s Diorama’ | Museum De Pont | 24 maart 2012 | foto’s Marian Lems

I confess, I am an artist – Ik beken, ik ben een kunstenaar. Waarom heb ik deze zin opgeschreven? Het was september 2011. Was het door de ferme discussie omtrent de bezuinigingen op cultuur? Of was het een bekentenis naar mijn vader en daarom aan mijzelf? Ik ga even terug in de tijd.

Mijn moeder komt van een boerderij. Het lag markant op een terp. Verschillende familieleden hebben de boerderij laten schilderen, zo ook mijn ouders. Ieder vond zijn of haar eigen schilderij het beste, zo vonden mijn ouders hun schilderij het mooiste, er werd liefdevol over gepraat, het werd gekoesterd. Ik was zestien en zei tegen mijn vader dat ik naar de kunstacademie wilde, dat ik kunstenaar wilde worden in de veronderstelling dat het prima was. Maar zijn gezicht liep rood aan en zijn ogen schoten vol vuur. Ik zag dat ik iets totaal verkeerd had gezegd. Erger kon niet. Mijn eerste persoonlijke negatieve ervaring met het woord kunstenaar.

Kunstenaar, tovenaar, handelaar.

Tovenaar: maak je een illusie? Hou je me voor de gek? Wat laat je me zien? Handelaar: licht je me op of maak je me een leuke prijs?Geen woord zo controversieel dan het woord kunstenaar. Hoon en spot zijn je deel maar ook hulde en ontzag. Er lijkt niets tussen te zitten. Je wordt op een wolk geplaatst of je wordt de grond in getrapt. Beide kwalificaties zijn niet prettig. Een mechanisme dat ook niet ophoudt, het blijft een woord vol begrip en onbegrip.

Eenmaal als kunstenaar werkend zijn er nog veel ‘embarassing moments’ geweest. Zo was ik op een trouwfeest en werd me gevraagd waar ik het bruidspaar van kende, waarop ik zei dat de bruid en ik samen hadden gestudeerd. Natuurlijk volgde de vraag wat ik deed en ik vertelde dat ik kunstenaar was waarop de vrouw in kwestie bijna flauwviel en de uren daarna in katzwijm om me heen cirkelde. Ik voelde me enorm opgelaten en heb de jaren daarna mezelf steevast vormgever genoemd. Het woord kunstenaar heb ik vermeden.

Dat heeft nog een reden. Als je zegt dat je kunstenaar bent dan lijkt dat een vrijbrief om je onbeschaamd het hemd van het lijf te kunnen vragen. ‘Waar leef je van?’ en ‘Waar verdien je je geld mee?’ zijn de twee meest gestelde vragen. U moet zich eens voorstellen dat deze brutale vragen aan u gesteld worden. Andere fijne opmerkingen omtrent kunstenaar zijn: ‘O dan heb je veel vrije tijd’, of ‘O dan is het zeker wel een troep bij jullie in huis’ of ‘Ben jij kunstenaar? Maar kunstenaars zijn vies en liggen de hele dag op bed’. En ga zo maar door. Je krijgt het allemaal naar je hoofd geslingerd, ongevraagd. Verward blijf je achter.

Een aantal jaren geleden stelde ik mezelf in België voor aan een tafel met kunstenaars en enkele curatoren als beeldend kunstenaar. De hele tafel lag in een deuk. Het is in België kunstenaar, beeldend kunstenaar wat wij in Nederland gebruiken bestaat niet. Alweer verkeerd, dit keer nog wel onder gelijkgestemden. Nog een hele vreemde vaak gehoorde opmerking is dat een kunstenaar een egoïst is en dat vind ik altijd heel pijnlijk. Op de vraag ‘Wat maak je?’ wordt je geacht een antwoord geven. Waarom maak je het? Wat bedoel je ermee? Als je niet direct een antwoord hebt ben je in de ogen van de ander al een prutser. Zie je wel, je doet maar wat.

Een kunstenaar vraagt zich heel wat af in zijn leven en omdat hij of zij het zichzelf afvraagt wordt de ik-vorm gebruikt. Dat is geen egoïsme dat is zelfonderzoek. Kortom je wordt bewierookt of met pek en veren afgeserveerd zelfs kan dit tegelijkertijd gebeuren. Ik denk dat ik er klaar mee ben geweest en de bekentenis ‘I confess, I am an artist’ daarom tot kunstwerk heb gemaakt. Een bekentenis naar mezelf daar ik niet meer kan ontsnappen uit deze hoedanigheid, een bekentenis naar mijn vader dat ik kunstenaar ben geworden en een bekentenis naar de maatschappij dat wij kunstenaars er nu eenmaal zijn.

Karin van Pinxteren, 24 maart 2012