Balkon patisserie

Het was een rondje van typisch Belgische overgangen in Luik – wat wil zeggen veel diversiteit op een vierkante kilometer – dat aanving bij het enorme station van Santiago Calatrava, langs aangrenzende raamprostitutie, hoekje om, korte straat, kruispunt, een fonkelende patisserie, nieuwe stoep, opengebroken kruispunt om te eindigen bij een afgeknipt en braakliggend plein voor het nieuwe station. Aan de rand liggen gokgelegenheden en een verdwaalde erotische shop van voor de stedelijke vernieuwing waartussen inmiddels Madame Pita en andere snacks huizen.

Zondag 19 februari, vier uur ’s middags, een vleug schemering en flarden wind. Het kan de patisserie niet deren, ze is een volle aanwezigheid in het straatbeeld en staat geheel stil. Er is niemand in de verlichte winkel waarin nog enkele stuks banket ornamentele romantiek verspreiden, van hoge perfectie maar nog niet verkocht.

Na de vrouwen in zwarte en rode latex zijn de kleuren hier van witte en roze room. Van hard naar zacht in honderd meter. Niets duidt op minder aandacht voor de zes nog te verkopen taartjes op twee uur voor sluitingstijd. De kleine kroonluchters branden, de vitrine glimt. Het is menselijke afwezigheid dat hier een roerloos beeld oplevert.

Stilstaand voor de etalage is het zo’n situatie dat je weet dat er iemand is, ergens moet zijn. Er zou nu toch een madame moeten komen, even strelend als de waren zelf met suikerhaar, hakjes en gelakte nagels waarvan de handen een choreografie van inpakken beheersen, een vrouw die met Japanse vaardigheid behendig een gebaksdoos uit een plattegrond vouwt.

Maar het blijft stil en ik dwaal af naar de entree. Twee treden, een verhoogde marmer vloer met een aanwezigheid van bewaarde planten en een landschap in een gipsen lijst dat als geheel doet denken aan een balkon. Een roze bloem overwintert precies op de juiste plaats voor de muurschildering, een tweede plant op pootjes doet mee aan de dieptewerking en achter de bomen spiegelt de overkant van de straat. De Keulse inmaakpot van zoutglazuur op een plateau met wieltjes detoneert in betekenis maar kleurt goed. Verdwaalde zuurkool is een grappige aanwezigheid op het balkon van de banketbakker.

Gebak is niet houdbaar, verre van, moet worden geconsumeerd. De lompe Duitse pot is aan komen rollen, staat net niet goed en breekt het zwijgen. ‘Wo bin ich?’

Nog steeds niemand.

Met waardering voor het geheel, de zorgvuldigheid van banket en winkel werp ik nog een blik op het zoet en de snuf zout die in mijn gedachte al zoekende door de winkel rijdt. Het is een lieflijke presentie in een straal van iconische architectuur, opgebroken straat, prostituees, gokkasten en Arabisch fastfood.

De geraffineerde patisserie blijft me nog meer bij dan de constructieve klapper van de architect die een indrukwekkende overkapping van 200 meter heeft gerealiseerd. Al vaker heb ik me afgevraagd wat de drijfveer is om patissier te zijn of eigenlijk te blijven. Zoveel werk en wetende dat vorkjes weldra een einde maken aan de perfectie.

Het dagelijks fabriceren van prachtige bouwsels uit bloem, boter en suiker is een bekwaamheid die een reden zou kunnen zijn, beheersing van de zachte structuur. Producten maken die het leven vieren zou een andere reden kunnen zijn, een beroep dicht op het bestaan, van happy achter de vitrine want bij banket hoort een lach, aan beide kanten van de toonbank.

© Karin van Pinxteren, 26 februari 2017

foto Karin van Pinxteren